Het kan je overkomen. Je bent je niet bewust, wandelt wat door de supermarkt.
Je koopt een beetje dit en dat. Misschien saus voor de pasta, of toch liever een satéetje. Op je gemakje. Je kijkt bij de groente, een preitje misschien.
Een soort van genieten misschien? Je hebt de vloedgolf niet zien aankomen….
Plots lijkt het alsof je aan je benen onderwater getrokken wordt, kopje onder en
je kan niet meer ademen. Er is geen mogelijkheid om boven te komen of om een
zinnige gedachte te hebben. Je stikt. Je hartslag zit in je keel, zwaarte aan je benen. Je gaat er aan….-denk je-….., plop je hoofd is weer boven.Je haalt net een beetje adem en daar ga je weer, het duizelt je en de wereld verdwijnt. Hartkloppingen, zweet, hoofdbonken. Wat gebeurt er? Dit gaat helemaal niet goed, dat is zeker.
Voor je gevoel is het uren later, maar je staat nog gewoon met de prei in je hand, zoals daarvoor. Ineens ben je een vreemde. Om je heen staan mensen, gewoon, te staan. Je wordt een beetje aan de kant geduwd, dat maakt je wakker. Je moet hier weg. Tegelijkertijd voelt je je wegzakken en je komt geen stap vooruit. Blubber in je benen. Wat doe je hier überhaupt in de winkel? Je wilt vluchten in paniek, en het gevoel van onderwater is nog dicht bij. Je moet de winkel uit, en dat kan nog wel even duren. De prei stop je maar in je tas, en nog wat kiwi’s en een zak pinda’s. Je denken is – uit-. Eten, je moet eten en waar is de uitgang? Je stopt nog maar wc reiniger en kattenvoer in je mandje, en een stuk chocola bij de kassa. Je voelt je als een dolle met je hoofd in een vissenkom. De caissière kijkt je wat angstig aan. Er moet iets zijn in je blik. Je doet je mond wel open, maar het geluid is zo zacht. Niet in staat tot contact. Gelukkig is er contactloos pinnen en dan sta je buiten.
Wat te doen? In de ene seconde dat je weer helder bent, moet er iets. Zo blijven staan is geen optie. De stemmen om je heen klinken vertraagd. Een beetje helderheid: zitten, even ergens. Op een stapel stenen, of een bierkrat.
Alles is goed.
• Maak alles weer taalbaar. Benoem even ( liever in jezelf). Hé ik zie een kat, hé een tas, hé een winkel, …..oh de winkel( hellup)….. Snel de andere kant op kijken, hé een fiets, hé misschien is die fiets van mij? Wat zit er in mijn tas, eens kijken.
• Normaliseer. Het gaat weer over. Blijf in je hoofd houden, straks is het weer weg. Nu nog niet, nu golft het nog na.
• Verbind je met jezelf. Wat heb je aan? Waar is je telefoon? Eens kijken, een sudoku of wordfeud, kies wat het eerste in je opkomt. Je zet je denken weer aan en je gebruikt je motoriek.
• Beweeg: sta op en ga weer zitten, rek en strek, handen, benen. En kijk om je heen. Denk aan de situatie voor de winkel, wat ging je doen: eten halen. Wat deed je daarvoor? Toen was ik op de fiets. Daarvoor: ik kwam bij mijn ouders vandaan. Wat was daar: spanning. Aha, de aanleiding misschien.
• Sta op en loop naar je fiets. Fiets naar huis. Geef het kattenvoer weg
(want je hebt geen kat) en verzin een recept met prei. Je hoeft vandaag niet meer weg.
• Stel jezelf gerust: paniek gebeurt soms. Het is lastig. Het gaat over. Je kan het niet altijd voorkomen. Terug redenatie: Misschien had je nadat je bij je ouders geweest was, beter eerst kunnen ont-stressen en ont-prikkelen thuis op de bank. Onthouden voor de volgende keer.
Je kan er nu weer het beste van maken, voor vandaag. De aanval is voorbij, nu ben je moe. Vandaag voldoende meegemaakt. Het is goed zo. Je hebt je er toch weer uitgewerkt. Nu zit je veilig op de bank, in jouw thuis.
Susan Veenstra